Comorbiditeit

Wikipedia zegt: “Comorbiditeit is het tegelijkertijd hebben van twee of meer stoornissen of aandoeningen bij een patiënt, met het gelijktijdig hebben van lichamelijke, geestelijke en vaak de daaropvolgende sociale problemen bij een persoon.”

Man met vingers in oren kijkt gepijnigd

Nu weten we dat hoogsensitiviteit geen stoornis, geen aandoening, geen ziekte is. Mensen om me heen vinden echter dat ik raar doe, dat ik me abnormaal gedraag. Een sociaal probleem kan het dus wel zijn. Ik heb last van lawaai, van muziek die te hard staat en van mensen die te luid praten. Er zijn geluiden die helemaal niet luid zijn en toch storen: een zoemende transformator of een radiator die opwarmt en tikt. Als de vogels ’s morgens fluiten hebben zij er lol in, ik minder want ze maken me wakker op een belachelijk vroeg uur. Ik ga dus al jaren slapen met oordoppen. In de ogen van de wereld ben ik dus raar in de twee betekenissen: zowel eigenaardig als zeldzaam.

Maar goed, als ik comorbiditeit als titel gebruik, moet er een minstens tweede “stoornis” zijn. De mijne is een meetbaar en gemeten hoger dan gemiddeld IQ. Dat heeft soms voordelen, maar evengoed nadelen. Het lijkt wel wat op hoogsensitiviteit. Ik ben er vrij laat achter gekomen. In mijn prille jeugd werden er geen testen uitgevoerd die deze eigenschappen duidelijk naar voor brachten, mijn dochter heeft dat geluk intussen wel gehad. Ik heb dus tijd gehad om mijn dagelijkse leven in te richten op mijn eigen manier, om de impact af te zwakken en te compenseren naar de buitenwereld toe. Ik verwijs daarvoor naar oorproppen, maar er is ook een geluidsschild dat ik kan oproepen, een beetje zoals in die oude sciencefictionserie Star Trek: “Shields up, mister Spock”, een schild dat lawaai afzwakt. Verdomd nuttig soms.

Over mijn tweede “stoornis”: ik hou me soms in, wil niet overkomen als pedant omdat ik het antwoord op iets weet, zonder echt te hoeven nadenken. Ik heb ook een uitstekend visueel geheugen, wat maakt dat ik gesprekken en situaties van heel lang geleden kan oproepen. Het schokt mensen wel eens dat ik precies weet wat zij lang geleden hebben gezegd, of dat ik spontaan de nummerplaat van hun auto van dertig jaar geleden ophoest. Ik probeer mijn interventies te controleren in de dagelijkse omgang, maar kan het toch niet helpen dat ik raar in het kwadraat ben. Alleen tijdens de bijeenkomsten van verschillende verenigingen, zoals bijvoorbeeld de HSP-Praatkaffees, kan ik me eens goed laten gaan. Dan mag ik praten over wat me bezighoudt. De andere aanwezigen doen dat ook, en het zal niemand verbazen dat we nogal wat gelijkenissen hebben. De herkenning helpt me beter om te gaan met mijn muizenissen, en maakt bovendien dat ik telkens terug naar de bijeenkomsten ga. Natuurlijk komen ook andere onderwerpen aan bod, het is geen therapie.

Toch zie ik die gesprekken een beetje als een virtuele pil of een inenting die me tijdelijk beschermt. Minstens tot aan het volgende gesprek. Nu ik dit zo neerschrijf, komt het op me over alsof ik er verslaafd aan geraak. Comorbiditeit… O, ja: ik ben een man. Maar dát hadden jullie natuurlijk al lang zelf door.

Getuigenis | Erwin, De Cocon, jaargang 11, editie 61

Abonneren op De Cocon

Meer 'uit De Cocon'