Sollicitatieperikelen

De personeelsverantwoordelijke verontschuldigt zich, staat op en trekt de deur van de vergaderruimte open. Uit een radio schettert te luide muziek. “Dames, dames, kan het asjeblieft wat rustiger, ik ben in gesprek met een sollicitante!” Door de belabberde akoestiek galmt het na in het voor mij onzichtbare aangrenzende kantoor. Het is amper 9 uur en mijn alarmbel is al rinkelend afgegaan in deze hoogsensitieve geest.

closeup van documenten en laptop op tafel met sollicitant en interviewer

Het getetter gaat over in gedempt gemurmel. De getergde man neemt opnieuw plaats, schuift ongemakkelijk heen en weer op zijn stoel en alsof er iets dient gerechtvaardigd te worden, vervolgt hij glunderend: “Ons bedrijfsbeleid is gefocust op een familiale en gemoedelijke sfeer tussen onze werknemers. Dat wordt aangemoedigd door uitstappen en het jaarlijkse teambuildingweekend, en op vrijdag eten we gezellig samen frietjes. We zijn één grote familie.” Ik heb helemaal niets tegen een jaarlijkse borrel of een dagelijks ontspannen babbel met een collega, maar een brandkastdeur knalt toe in mijn hoofd en de alarmbel is abrupt overgegaan in een galmende scheepsklok. Het damesteam voert inmiddels giechelgesprekken, onderbroken door een af en toe rinkelende telefoon. Vreemd genoeg is er nog steeds geen woord gezegd over de jobinhoud.

Flarden herinneringen aan de voorbije dertig werkjaren flitsen voorbij. Arbeidsnormen zijn ingrijpend veranderd. Vroeger voerde je je job uit binnen de arbeidstijden, je ging ’s avonds naar huis en dat was het. Anno 2019 zijn we door de snel evoluerende communicatietechnologie ook bereikbaar tijdens onze vrije tijd waardoor de stressmeter in het rood gaat. Meer en meer voelen werkgevers zich verplicht ter compensatie ontspanningsmomenten in te lassen. Feestjes, samen lunchen of sporten, de kroeg in op de hoek om het weekend in te zetten. Het houdt niet op. Niet bepaald iets voor een hoogsensitieve ziel die gefocust is op de job en meestal perfectionisme nastreeft, wat op anderen bedreigend kan overkomen. Jaloezie kan ik niet plaatsen op de werkvloer… afgunst omdat je ’t goed kan vinden met een collega of een overste, of omwille van een promotiekans. Ja, ik stond vaak al na een paar dagen aan de zijlijn met het etiket ‘de rare’ op mijn voorhoofd geplakt. Dus gingen we weer jobhoppen met een curriculum vitae dat leest als een te lange, slechte roman.

Dus gingen we weer jobhoppen met een curriculum vitae dat leest als een te lange, slechte roman.

Should I stay or should I go

Ter plaatse neem ik een besluit want er is zopas een elastiekje in mijn hoofd geknapt. Ik kan het niet meer, wil gewoon mezelf blijven. “Ik ga niet aan touwen hangen in de Ardennen tijdens een teambuilding”, onderbreek ik nogal onbeleefd zijn eindeloze pleidooi over hun onderlinge familiale sfeer. De personeelsverantwoordelijke bekijkt me met een verwarde, vorsende blik… Zijn pen blijft besluiteloos over de blanco notablok zweven. Je ziet haast zijn denkballonnetje hangen: “Weer zo’n excentrieke met een hoekje af, wat moet ik daar nou mee?”

Ik veer op, schud hem de hand: “Dank voor uw tijd, maar dit voelt niet goed, er is geen klik, veel succes gewenst”, en ren zowat naar buiten. Op de bedrijfsparking start ik met trillende handen de auto en op de radiotonen “Should I stay or should I go?" rijd ik luidkeels zingend naar huis en ik kalmeer wat. Het voelt bevrijdend. Een ander hoofdstuk dient zich aan.

Kort daarop raadde een bedrijfscoach me aan zelfstandig in bijberoep te starten. Een schot in de roos voor mij. Werken wanneer je wil en vooral met wie. De kleine familiebedrijven trekken me aan omwille van hun normen en waarden. Een beperkt aantal mensen werkt samen als een geolied team. Wie niet past in de bedrijfscultuur gaat op zoek naar een andere job. Je doet je werk naar behoren of gaat eruit. Zo simpel is dat… Ach, het laatste sollicitatiegesprek heeft vast ook zijn nut gehad, ze hebben daarmee weer genoeg gespreksstof aan de koffiemachine.

De alarmbel is abrupt overgegaan in een galmende scheepsklok.

Getuigenis | De Smet, C., De Cocon, jaargang 15, editie 89

Terug naar uit De Cocon

Abonneren op De Cocon