Therapie met dieren: wetenschappelijk bekeken

Dieren worden regelmatig ingezet om personen met psychische of gedragsproblemen tot rust te brengen. Om zorgverzekeringen te overtuigen van de heilzame werking dient wetenschappelijk bewijsmateriaal te worden verzameld.

Therapeuten verklaren dat honden perfect aanvoelen wanneer we onzeker, verdrietig of druk zijn. Ze erkennen wat we nodig hebben en houden ons een spiegel voor. Ook van paarden wordt gezegd dat ze spanningen aanvoelen en erop in weten te spelen. Dieren confronteren ons met hoe we ons werkelijk voelen. Nog exclusiever is de dolfijnentraining,speciaal voor kinderen met autisme. Ze oefenen hier oogcontact, beurtgedrag, taal en motoriek.

Paard en kind

Onderzoeksresultaten 

Momenteel laten duidelijke resultaten binnen het onderzoek naar therapie met dieren nog op zich wachten. Toch zijn een aantal Amerikaanse onderzoekers erin geslaagd hun resultaten te publiceren. Een eerste studie werd gehouden op een school voor kinderen met autisme. De kinderen kregen twee soorten therapeutische programma’s: een met en een zonder inzet van dieren. Wanneer er dieren gebruikt werden bleek het taalgebruik van de kinderen aanzienlijk te verbeteren. Er was ook sprake van meer sociale interactie. Een zeer hoopgevend resultaat, maar de vraag is: wat blijft er na afloop over van de sessie? Een recente studie bewees dat er ook op lange termijn effect was. Autistische kinderen kregen toen twaalf sessies met paarden. Na twee maanden merkten de ouders bij hun kind nog steeds een verschil in aandacht, prikkelgevoeligheid en fijne motoriek. De leerkrachten daarentegen merkten dit effect niet meer op. Dat is vermoedelijk ook de reden dat het onderzoek nooit gepubliceerd werd in een wetenschappelijk tijdschrift.

Een ander onderzoek maakte gebruik van drie verschillende hulpmiddelen: een bal, een speelgoedhondje en een echte hond. In aanwezigheid van de therapiehond bleken kinderen meer plezier te hebben, beter geconcentreerd te zijn en leken ze zich meer bewust te zijn van hun sociale omgeving dan bij de bal en het speelgoedhondje.

Dieren confronteren ons met hoe we ons werkelijk voelen. 

Ondertussen in de praktijk 

Langzaamaan komt er een bredere wetenschappelijk draagvlak voor de inzet van dieren in therapie. Er is echter nog meer onderzoek nodig om de ziekteverzekering van de impact ervan te overtuigen. Zolang de resultaten uitblijven zullen de kosten hooguit gedeeltelijk worden vergoed door zorgverzekeringen. Het is belangrijk om ons te realiseren dat het dier slechts een middel is en geen medicijn. Uiteraard zit er geen therapeut in elk dier. Therapiedieren moeten fysiek gezond zijn en goed gesocialiseerd zijn. Ze moeten bovendien getraind worden.

Er is echter sprake van een zorgelijke wildgroei aan zelfbenoemde dierentherapeuten; het is dus oppassen geblazen. De aanschaf van een huisdier kan zeker voordelen hebben voor een familie met kinderen met gedragsproblemen. Maar wanneer gerichte resultaten gewenst zijn is de hulp van een ervaren therapeut zeker aan te raden.Vraag na waar ze zich hebben geschoold en welke referenties ze kunnen voorleggen.

Wetenschappellijk | Loeys, L., De Cocon, jaargang 13, editie 77